Onderzoeksopdracht 3:

 

Lees het onderstaande fragment en los de vragen op.

 

Het noordoostelijk vlak. 't Was niet moeilijk te vinden. Een grotere zorg was het voor Michiel om niet gezien te worden. Toen hij in de buurt kwam, verstopte hij zijn fiets tussen de struiken en ging te voet verder. Het bos stond roerloos in de herfstzon. Geen blaadje bewoog.  Geen slagen van houthakkers drongen door de stilte. Geraas van auto's was niet te horen bij gebrek aan auto's.  Alleen een paar vogels lieten merken dat ze er waren. 
Michiel keek zorgvuldig om zich heen , terwijl hij de jonge aanplant naderde.  Allemachtig, hoe kwam hij daar door? De kleine sparren stonden dicht op elkaar, zo dicht da hij eerst niet wist hoe hij aan zijn tocht naar het midden moest beginnen. Wacht eens, dicht bij de grond waren er minder zijtakken.  Hij moest proberen tussen de stammetjes door te kruipen. 
t' Werd een moeizame  bedoeling, die hem heel wat schrammen aan armen en gezicht opleverde.  Van tijd tot tijd ging hij voorzichtig staan, keek gespannen om zich heen of er iemand in de buurt was , en corrigeerde dan zijn richting. Hij vorderde, al was het langzaam. Voor zover hij kon nagaan was hij nu vrijwel midden in het vak.  Waar was die schuilplaats nou?  Behoedzaam sloop hij verder. Maar hoe omzichtig hij ook te werk ging, er kraakten toch heel wa takjes. 
'Don't move!'
Hij schrok zich lam. De stem kwam van vlakbij. Zachtjes fluisterde hij: 'Goed volk.'
Waarom hij dat nou zei wist hij niet. Zeker ergens gelezen, in een indianenboek. O nee Jannechien zei dat altijd tegen haar hond. 
'Who are you?'
Dat betekende: 'Wie ben jij?', wist hij van school.
'Dirks friend,' zei hij.
'Where is Dirk?'
Waar dirk was? In de gevangenis.
'In prison.'
'Come closer,' beval de Engelsman, en Michiel gehoorzaamde door in de richting van de stem te kruipen.
Al gouw zag hij nu een naar beneden lopende gang.  Tegen de wand leunde een man van twintig jaar. Hij had een uniformbroek aan, waarvan één pijp was afgeknipt om ruimte te maken voor het gips, waar zijn hele been ingepakt zat.  Hij had zijn rechterarm in een doek. Los over zijn schouders hing het jasje van zijn uniform. Hij had een woeste baard en in zijn linkerhand had hij een pistool. Met dat pistool gebaarde hij Michiel het hol in te gaan. 

 

  1.  Welke vertelstijl vind je in het fragment terug?
  2. Waarom is de Engelsman zo achterdochtig?
  3. Zoek twee recensies over het boek 'Oorlogswinter'. Ben je het eens wat er in de recensies wordt gezegd? Waarom wel/niet? Argumenteer bondig op een A4.

 

 Heel goed gewerkt onderzoekers!! Kijk je werk nog eens na en vergeet zeker niet je drie vragen op te schrijven! Hup naar de volgende persoon!